Er was eens een Molenaar, met een prachtige molen en vruchtbaar grond. Zoals elke andere Molenaar verbouwde hij graan op zijn doorstrekkende velden. Tijdens oogsten kon hij nauwelijks geloven hoe mooi het graan wel niet was. Hij raakte gehecht aan het graan, met zijn goudbruine kleur en stevige stengels. Al duurde geluk niet al te lang. Hij besefte namelijk al snel dat elke dag dat voorbij ging, het dichter bij het einde van de prachtige graanstengels kwam. Hierdoor was hij onafscheidelijk met dit graan. Hij hield het met angst vast en klemde het graan steeds sterker in zijn handen. Hij wou zo iets moois en puurs niet verliezen. Maar het was onoverkomelijk.
Het duurde dan ook niet al te lang het graan als korreltjes zand uit zijn handen viel. Zijn stevige grip deed de stengels knappen en het graan verdorren. Zijn geknapte en verdorde graan viel gedurende een korte tijd uiteen en de Molenaar had niets meer.
Het verlangen naar het graan was overheersend, hij kon er maar niet over zijn verlies heen komen en had nog steeds een niet vervulde verlangen. Iets dat hem nog ongelukkiger maakte dan hij al was.
Dat hij in werkelijkheid naar brood verlangde was nog niet in hem op gekomen. Hij was te druk bezig geweest met het schoonheid van het graan, dat hij de mogelijke ontwikkeling naar het brood toe niet zag.
Hij was op dat moment niet in staat geweest het graan lang genoeg los te laten om het te laten ontwikkelen.
Dus de volgende keer als u bang bent om los te laten, bedenk dan goed. U kunt zo de volgende Molenaar zijn. Om brood te kunnen bakken moet u het even los laten zodat het in de oven klaar gemaakt kan worden. Anders zult u, uw vingers branden en letterlijk op de blaren moeten zitten...