Nederlands > 2012
Instanties waarschuwen ons suf: De bedrijfstak bangmakerij
(1/1)
LPChip:
Door: Marcel Hulspas
Gepubliceerd: dinsdag 1 september 2009 00:15
Update: dinsdag 1 september 2009 06:14
Stevig overdrijven, rampscenario’s verzinnen, alarm slaan. Allerlei instanties doen er aan mee. Om de eigenwijze burger in beweging te krijgen, en zichzelf belangrijk te maken. Over griepvaccinatie, weeralarm en geluksballonnetjes.
Een folder. Na maandenlang waarschuwen voor een griepgolf die tienduizenden doden zou kunnen veroorzaken, kreeg de bang gemaakte burger vorige week een foldertje in de bus. Grip op griep. Daar moet hij het mee doen. De folder bevat tips als handen wassen, papieren zakdoekjes gebruiken en niét naar de huisarts gaan. Het is ongetwijfeld goed bedoeld, maar als we één ding weten van het griepvirus, dan is het dat dit soort lapmiddeltjes niets uithaalt. Als er een nieuw griepvirus opduikt, verspreidt dat zich in luttele dagen over de aarde. Maar de folder is erger dan nutteloos. Hij onderstreept het falen van meerdere overheidsinstanties. Niemand neemt de griepwaarschuwing nog serieus. En dat hebben deze instanties aan zichzelf te danken.
Na maandenlang voortdurend te zijn opgeblazen, liep de luchtbel van de Mexicaanse griep begin vorige maand in rap tempo leeg. Op 7 augustus maakte het speciaal in het leven geroepen ‘outbreak management team’, onder leiding van epidemioloog Roel Coutinho, volkomen onverwacht bekend dat de Mexicaanse griep eigenlijk een gewone griep was; niet besmettelijker of dodelijker dan andere griepvirussen. De meldingsplicht voor, en registratie van nieuwe ziektegevallen (elke week goed voor een alarmerend persbericht) werd afgeschaft. Ook het standaard voorschrijven van tamiflu was van de baan. Wie de Mexicaanse griep kreeg, moest maar een paracetamolletje slikken.
Kort daarop maakte minister Klink bekend dat er ook geen nationale vaccinatie komt; het inderhaast bestelde vaccin (dat binnenkort klaar moet zijn) zal alleen worden gebruikt voor risicogroepen: kinderen, zieken en bejaarden. De rest van Nederland zou een folder in de bus krijgen. Dat was het. Coutinho deed nog een dappere poging zijn gezicht te redden: ‘Het virus kan agressiever worden’, waarschuwde hij. ‘Er is wel degelijk aanleiding om goed voorbereid te zijn.’ Maar de afgang was duidelijk.
Had het niet wat minder luidruchtig gekund? Nee, zei hoogleraar medische publiekscommunicatie Frans Meijman in de NRC van 19 augustus: ‘Het alternatief, niks doen en wachten tot helder is hoe ernstig het wordt, is nog erger.’ Maar hadden minister Klink en zijn outbreak management team echt alleen maar de keus tussen ‘niks doen’, dan wel voortdurend persberichten verspreiden? Was het, gezien de onduidelijkheid over de ernst, niet verstandiger geweest de griephype onder controle te houden, in plaats van deze te voeden?
Zenuwachtig
Natuurlijk, het outbreak management team is niet de oorzaak van de hype. De medische wereld wacht al decennia op een grote grieppandemie, zoals die vroeger regelmatig voorkwam en dan honderdduizenden doden veroorzaakte. De laatste keer was weliswaar veertig jaar geleden, maar dat lange wachten maakt de instanties alleen maar zenuwachtiger, zoals de hype rond vogelgriep liet zien. De signalering van een nieuwe griepvariant in Mexico kwam bijna als een bevrijding. De Wereldgezondheidsorganisatie zette hoog in. En dan kunnen de Nederlandse autoriteiten moeilijk achterblijven.
Foto’s: ANP / HH
En zeker, ook de media hebben een belangrijke rol gespeeld. Iedere zieke kwam in de krant; ieder slachtoffer was voorpaginanieuws. Maar de media hoefden vrijwel niets te doen. Het ministerie en het RIVM (waar Coutinho’s team onder valt) zorgden voor een voortdurende stroom alarmerende persberichten – iets waaraan op 7 augustus gelukkig een eind werd gemaakt. De situatie dreigde uit de hand te lopen. Huisartsen werden plat gebeld, apothekers bestormd, en vooral: er dreigde nationale heisa te ontstaan over wie wanneer gevaccineerd zou worden.
De schuld hiervoor ligt primair bij het team. Dat ging, zo lijkt het, nét iets te enthousiast te werk. Om zijn eigen bestaansrecht te bewijzen. Maar ook uit angst voor de mondige burger die (zoals de mislukte vaccinatie tegen baarmoederhalskanker laat zien) zich niet gemakkelijk laat overtuigen. En omdat men, zoals het citaat van Meijman illustreert, als de dood was voor de beschuldiging achteraf, dat er ‘niks’ gedaan zou zijn. Want de burger is niet alleen eigenwijs, hij verwacht ook dat de overheid alles regelt, en gaat door het lint wanneer dat niet gebeurd blijkt te zijn.
In die angst voor de burger staat het RIVM beslist niet alleen. Iedere instantie vreest tegenwoordig de dag waarop ze er in de media van wordt beschuldigd ‘niks’ gezien of gedaan te hebben. Met als gevolg dat ze de burger voortdurend waarschuwen voor de gekst denkbare risico’s. Een paar Nederlandse voorbeelden:
Papieren zakjes
Op 14 augustus waarschuwt de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding dat de oorspronkelijk uit Azië afkomstige heteluchtballonnetjes (‘geluksballonnetjes’: papieren zakjes met een kaarsje eronder) zeer gevaarlijk kunnen zijn. Woordvoerder Charles Meijer: ‘Met name voor bossen, heide en huizen met rieten daken zijn de lampionnen een groot risico. Onlangs brandde in Loosdrecht nog een villa af door zo’n ballon.’ Dergelijke ballonnetjes worden al ruim tien jaar geïmporteerd en opgelaten – en wat voor rampen hebben ze veroorzaakt? Inderdaad, dat rieten dak in Loosdrecht ging eraan. Bos- en heidebrand? Meijer schudt ze met gemak uit de mouw. Maar hij is niet de enige die bij het woord ‘geluksballonnetje’ direct rampen voorziet. Een woordvoerder van landbouworganisatie LTO waarschuwde dat de resten van zo’n ballonnetje in voedermaïs terecht kunnen komen en ‘zo krijgen de beesten het binnen’. De kustwacht klaagt dat geluksballonnetjes vaak worden aangezien voor de vuurpijlen die als noodsignaal worden afgevuurd (dan moet de betreffende kustwachter wel bijna blind zijn) en volgens een woordvoerder van de luchtvaartpolitie veroorzaken de ballonnetjes ‘verwarring in de lucht’.
Een ander voorbeeld: op 8 augustus maakt de dertienjarige Laura Dekker bekend dat ze de wereld rond wil zeilen. Verstandig of niet: het meisje weet heel duidelijk waar ze aan begint, haar ouders stemmen ermee in. Maar dan hebben ze buiten de Raad voor de Kinderbescherming gerekend. Die eist dat de ouders uit de ouderlijke macht worden gezet, want Laura zou op zee ‘sociaal gedepriveerd’ raken en daarna nooit meer in staat zijn ‘relaties met anderen’ aan te gaan. Is de Raad oprecht bezorgd? Kan dat, terwijl vooraf geen spat onderzoek is verricht? Of wil men gewoon voorkomen dat men achteraf, wanneer het misgaat, het verwijt krijgt ‘niks’ gedaan te hebben? We hebben namelijk te maken met een instantie die de afgelopen jaren vele malen op de vingers is getikt wegens nalatigheid. Hoe dan ook, vrijdag besloot de rechter in Utrecht dat Laura nog twee maanden aan wal moet blijven. De rechter wil meer weten. Een verwijt aan de Raad, die alsnog zijn huiswerk moet doen – en dan kan Laura straks vertrekken.
Dezelfde drijfveren – angst voor het verwijt ‘niks’ te doen, misplaatste geldingsdrang – speelden ongetwijfeld ook een rol bij een ander geruchtmakend vals alarm. Op 20 augustus kondigde het KNMI een ‘weeralarm’ af. Nederland zou te maken krijgen met ‘extreme weersomstandigheden’ met ‘zeer zware windstoten’ van 110 kilometer per uur, en zware hagelbuien. Menig straat- en strandfeest werd voortijdig afgeblazen. Maar er gebeurde niets.
Verkeerd begrepen
De volgende dag was het KNMI mikpunt van spot en kritiek. Maar de meteorologen verweerden zich. Nee, het weeralarm was niet onterecht geweest. Nederland had het verkeerd begrepen. Woordvoerder Cees Molenaars in de NRC: ‘Het is een waarschuwing zodat mensen niet overvallen worden.’ De krant drukte daarbij een overzicht af van 25 keer weeralarm (in 7 jaar), waarbij dat alarm slechts zes keer ‘onterecht’ zou zijn geweest. Een fraaie verdraaiing van de feiten: alsof het correct voorspellen van zwaar weer betekent dat er ‘terecht’ weeralarm wordt afgegeven. De vraag is: zijn dergelijke vroegtijdige, grootschalige en onzekere weerwaarschuwingen überhaupt nodig?
Het overgrote deel van de Nederlanders zit vrijwel de hele dag binnen, en kan in geval van slecht weer binnen twee uur thuis zijn. Eerder alarmeren hoeft dus niet – en als het wat later gebeurt, kan het ook veel nauwkeuriger. En wie buiten moet werken, aldus Edwin Rijkaard van buienradar.nl, ‘houdt het weer al goed in de gaten. Daarvoor hoeft geen alarm te worden verspreid.’
Het KNMI zelf boog de discussie heel slim in een gunstige richting. Het weer voorspellen is moeilijk, kregen we te horen. Misschien moeten er regionale weeralarmen komen. En er moesten afspraken worden gemaakt met de ANWB, die het ‘spits-alarm’ heeft bedacht. Met andere woorden, er moet meer geld komen voor het KNMI, voor meer weeralarm, uitgetoeterd door nog meer ‘gezaghebbende’ instanties. Terugtreden, het aan de burger overlaten om de risico’s in te schatten, is nicht in Frage. Want ook het KNMI is maar al te bekend met het verwijt ‘niks’ te hebben gedaan. Maar het weeralarm is er niet alleen om te voorkomen dat u en ik straks boos worden, het is ook een middel om het bestaansrecht van het (door bezuinigingen geplaagde) KNMI te bewijzen.
Het is een merkwaardige rondedans die de afgelopen maanden verschillende malen is uitgevoerd: instanties proberen met behulp van angstaanjagende verhalen te scoren; de media werken probleemloos mee en denken te scoren door daar nog een schepje bovenop te gooien. En de kritische Nederlander? Die is steeds minder onder de indruk van al dat geschreeuw. De komende maanden zullen de megafoons dus nog wel een standje hoger moeten.
Bron: depers.nl
Navigatie
[0] Berichtenindex
Naar de volledige versie